Afgelopen zondag was het dan na 25 jaar zover. Een blessure die zich al enkele maanden voorzichtig aankondigde in mijn linkerknie is serieus gaan opspelen. Tijdens een rustige duurloop voelde ik na een kleine 13 kilometer enkele pijnscheuten en daarna leek het net of ik door mijn knie heen zakte. Met nog ongeveer 4 kilometer te gaan tot aan de voordeur, vermande ik mij en liep door, een zeurende pijn in de gekwetste knie zoveel mogelijk negerend.
Toen ik ’s avonds in bed stapte, zag ik pas goed dat het mis was. Mijn knie was opgezwollen van het vocht, stijf en pijnlijk. Er was geen ontkennen aan, ik was geblesseerd. Nu is mijn vrouw fysiotherapeute, dus de adviezen stroomden gelijk toe. Rust nemen en koelen met ijs. Zo gezegd zo gedaan, maar de dagen erna hield de zwelling aan.
Bij een fysiotherapeut, ervaren met sportblessures, ben ik nu in behandeling. Ik slik Ibuprofen 400mgr tegen de zwelling, koel mijn knie en houd me gedeisd. Een paar keer per dag moet ik oefenen door mijn quadriceps (vierkoppige beenspier, zo klinkt het als een monster) aan te spannen, waardoor mijn knieschijf moeizaam heen en weer gaat. Ik mag tot nader order niet hardlopen.
Met name niet lopen is een hele opgave. Eigen aan een blessure is dat hij altijd slecht uitkomt. In mijn geval ben ik met mijn zoon en zijn vriend (zie Blog STOER) aan het trainen voor deelname aan de Halve Marathon op 2e Paasdag. Heel misschien kan ik de laatste 10km meedoen, maar de gehele wedstrijd lopen is uitgesloten. En as. zondag organiseer ik mijn eigen loop, de Pampasenpolder-loop. Het is nota bene het eerste Lustrum. Ik zal niet meelopen. Voor een niet-loper klinkt het misschien overdreven, maar ik vind dit echt jammer. Ik kijk naar dit soort evenementen uit.
Het mooie aan een blessure is wel, dat ik van mijn lichaam te horen krijg, dat het geen machine is, dat pijn er niet voor niets is. Het is een signaal, dat ik in mijn geval te lang heb genegeerd. Succesvol sporten veronderstelt een goede band met je lichaam. Mijn lijf is niet een jas, die ik ’s avonds over mijn stoel leg en ’s ochtends weer snel aanschiet. Het is een woning waar ik in mag wonen.